wonzen-wonz-won
bron: wi3kipedia

1. ww wonzen wonz, wonzt, wiezte(n), h i gewonzd I. de wi3w3lkrond' win-
nen
in zo'n ronde de meeste punten halen: "Omdat sp3l3rs graag ~ willen." II. roken na slechte sex: "Terwijl ze ~ , voelde ze zich opgelucht noch be-
vredigd." III. (gez.) een dalletje ~ : iets tegen beter weten in toch doen.

2. nw wonz de; m,v -en I. sp3l3r die een rond' wiezte deelnemer die een ronde wist te winnen: "De dolgelukkige ~ werd uren op zijn handen gedragen." II. sukkel: Lopen twee ~ hand in hand, vraagt de linker: "Mag ik nu in het mid-
den lopen?" "Joajoa." III. pispaaltje: "Wie was weer de ~ ?"

3. nw won de; v -zen I. (fig.) wat een wonz krijgt als hij/zij wonzt ontast-
baar kleinood: "Net alsof de ondergaan-
de zon de ~ als van goud liet glanzen." II. (gez.) de ~ krijgen: pas aan het ontbijt een blauwtje lopen. III. (uitdr.) met de ~ blijven zitten: geen appels, peren of citroenen kunnen verkopen.